Operaties ter behandeling van instabiliteit van de schouder zijn er in vele vormen. De zogenaamde anatomische oplossingen fixeren het losgeraakte kapsel met ankers of hechtingen aan het schouderkommetje (Bankart repair). De niet-anatomische oplossing is het verplaatsen van een pees met een stukje bot naar de vooronderzijde van het kommetje (Bristow Latarjet repair). Uit onderstaande Zweedse studie met een lange follow up blijkt dat de niet anatomische oplossing het qua recidief luxaties en patient tevredenheid het beter doet dan de anatomische oplossing.
Het repareren van het kapsel gaat vaak gepaard met een te strak kapsel aan de voorzijde waardoor de beweeglijkheid en dus de functie van de schouder afneemt. Dit verklaart echter niet het grotere aantal luxaties na de anatomische operatie tov de niet-anatomische reconstructie.
Een mogelijke verklaring voor het vinden van dit verschil kan zijn dat de patienten in beide groepen dermate verschillend waren en dat op grond van beschadigingen van het bot of het kapsel juist werd gekozen voor een anatomische of juist niet anatomische oplossing.
Het lijkt derhalve te vroeg om de anatomische reconstructie van het schouderkapsel te verlaten.
Journal of Shoulder and Elbow Surgery, Volume 20, Issue 7 , Pages 1095-1101, October 2011
Bristow-Latarjet and Bankart: a comparative study of shoulder stabilization in 185 shoulders during a seventeen-year follow-up
Background
In 2 Swedish hospitals, 88 consecutive shoulders underwent Bankart repair (B), and 97 consecutive shoulders underwent Bristow-Latarjet repair (B-L) for traumatic anterior recurrent instability.
Materials and methods
Mean age at surgery was 28 years (B-L group) and 27 years (B group). All shoulders had a follow-up by letter or telephone after a mean of 17 years (range, 13-22 years). The patients answered a questionnaire and completed the Western Ontario Shoulder Index (WOSI), Disability of Arm Shoulder and Hand (DASH), and SSV (Simple Shoulder Value) assessments.
Results
Recurrance resulted revision surgery in 1 shoulder in the B-L group and in 5 shoulders in the B group (P = .08). Redislocation or subluxation after the index operation occurred in 13 of 97 B-L shoulders and in 25 of 87 of B shoulders (after excluding 1 patient with arthroplasty because of arthropathy, P = .017). Of the 96 Bristow shoulders, 94 patients were very satisfied/satisfied compared with 71 of 80 in the B series (P = .01). Mean WOSI score was 88 for B-L shoulders and 79 for B shoulders (P = .002). B-L shoulders also scored better on the DASH (P = .002) and SSV (P = .007). Patients had 11° loss of subjectively measured outward rotation with the arm at the side after B-L repair compared with 19° after Bankart (P = .012). The original Bankart, with tunnels through the glenoid rim, had less redislocation(s) or subluxation(s) than shoulders done with anchors (P = .048).
Conclusions
Results were better after the Bristow-Latarjet repair than after Bankart repairs done with anchors with respect to postoperative stability and subjective evaluation. Shoulders with original Bankart repair also seemed to be more stable than shoulders repaired with anchors.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten